Een treinverblijf van 16 uur.
Emma zit tegenover mij, heeft haar boek neergelegd en is in slaap gevallen. Ze heeft net als ik een gereserveerde plaats in een bijna lege trein. Ze heeft een lief gezicht; zwarte gymschoentjes en een lichtzwart joggingpak. Op haar borsten een plakkaat vierkant bruinig wit; het geheel oogt donker en depri.
Door het raam kijken kleine oosterse dorpskerkjes mij aan in glans van een zachte avondzon. Er zwerven soms krotten van huizen voorbij. Fijn, in één ruk van Boekarest
naar Wenen.
De trein schuurt, remt, schudt en piept ons weer wakker. Emma’s ogen kijken pijnlijk. ‘Nekpijn,’ zegt ze, ‘er moet nog steeds veel uit.’ Ze knikt haar nek op en neer. ‘Het was heviger toen ik nog bij mijn ouders woonde.’
Ze pakt een aluminium strookje en drukt er een pil uit.
‘Als ik met mijn studie theaterwetenschappen klaar ben, ga ik trouwen.’ zegt ze mat. ‘Hij is Russisch orthodox priester.’ Haar ogen zoeken steun.
‘Ik weet niet of God bestaat,’ zeg ik. ‘Als katholiek móest ik altijd van alles, vooral anderen helpen … dat wilde ik niet, ik kwam er ook achter dat veel zogenaamd celibataire priesters, een dubbel leven hadden.’
Mijn stem wordt steeds emotioneler.
Emma wordt er rustig van, haar gelaatstrekken ontspannen.
‘Ik wil de relatie onderzoeken tussen de persoonlijkheid van acteurs en de rollen, die ze graag spelen. Mijn psycholoog zei dat dat een goede keuze is.’
Ik kijk bedenkelijk.
‘Er zijn voldoende vragenlijsten en gegevens beschikbaar op de universiteit en ook op het psychologisch adviesburo van mijn psycholoog. Het kan,’ zegt ze met vlakke stem.
‘Alles kan’, zeg ik.
Haar ogen blijven vaal. Ze klinkt zo klinisch. Ik kan me mijn eigen knullig wetenschappelijk verantwoorde scriptie nog goed herinneren.
Ineens weet ik het. Ik ga haar op andere gedachten brengen. Versteld vraag ik me af, waar ik het lef vandaan haal.
‘Ken je Stanislavski,’ vraag ik.
Ze knikt.
‘Hij legt de nadruk op inleving in je personage om vervolgens te kijken hoe je het vanuit eigen ervaringen en emoties opnieuw kunt oproepen.
Ze knikt.
Ik ga de belangrijke theaterleermeesters maar af, ik zie wel waar ze op reageert.
‘Grotowski doet soms dagenlang fysieke oefeningen tot er uitputting volgt. Vanuit het niets dat dan ontstaat – je denken is niet meer actief – ontstaan vanzelf natuurlijke reacties, is het idee. Hij wil je leren om op die manier echte emoties op te roepen. Toch?’
Emma trekt een vies gezicht. ‘Ik voelde me altijd unheimisch bij mijn Grotowski-leraar, ik vertrouwde hem voor geen cent.’
Echt enthousiast wordt ze als ze het heeft over Suzuki.
‘Dat gaat echt over emotie van binnenuit. Sterk, krachtig en sober’ … ‘Sterk, krachtig en sober …’ herhaalt ze, ‘sober’. Ze stelt zich er duidelijk iets bij voor. Haar ogen nemen het gesprek over en laten een scala van emoties zien van woedend tot vleiend. Ze gaat er volledig in op. Haar kijkers ogen nu, groots en vol, ontspannen, en vloeiend in overeenstemming met de spanning in haar lichaam. Alsof het uit de losse pols komt. Zo nu en dan klinkt er wat Roemeens en beweegt ze miniem haar lichaam.
‘Nu snap ik waarom je theater hebt gekozen.’
Ze straalt.
Emma maakt mijn tweede interrailreis helemaal goed. Na het fiasco van dat boek dat ik in Praag wilde schrijven, is zij een engeltje uit de lucht.
Zo is mensen helpen leuk. Zonder zending, missie of plicht, maar gewoon vanuit aanwezigheid, vanuit wat in mij leeft, vanuit wie ik ben, intuïtief. Zo wil ik ook schrijven.
Emma leest weer verder in ‘Oskar en oma Rozerood’ van Eric Emanuel Smitt.
De tienjarige Oskar is ongeneselijk ziek en schrijft brieven aan God. Hij heeft nog enkele dagen. Hij heeft nog nooit van God gehoord, wel van de kerstman. Hij is behoorlijk boos geworden, toen hij erachter kwam dat die niet bestond. Mammie Rose, zijn verzorgster heeft hem echter over God verteld.
‘Schrijf nou maar,’ zei ze hem, ‘de kerstman is God niet … ’
De laatste brief in het boek is van Mammie Rose. Oskar is dan gestorven en op zijn nachtkastje vindt ze een kaartje, waarop hij geschreven heeft: ‘Alleen God mag me wakker maken.’
‘Ik lees het nu voor de tweede keer, zegt Emma, het is het meest favoriete boek van mijn verloofde.’
‘Het raakt me wel’, zeg ik als ze me verteld heeft waar het over gaat. ‘Maar het komt ook over als een column over het bestaan van God, gepresenteerd als een romantisch kinderverhaaltje. Ik heb met het jongetje te doen.’
Het is na middernacht. We staan bij de deuren. De trein stopt in Arrad.
Emma gaat ‘s middags om 15.00 uur naar de generale repetitie van een theaterstuk, dat ‘s avonds in première gaat.
‘En dan blijf ik twee weken hier om aan mijn scriptie te schrijven,’ zegt ze blij.
‘Weet je al hoe je het gaat doen, de scriptie?’
Ze straalt.
‘Anders.’
‘God bless you’ zegt ze uitstappend, prachtig getimed, liefelijk van toon, bijna als een kind. Zij speelt in elk geval geen duidende rol zoals Mammie Rose.
Ik weet nog dat ik dacht: hoe ga ik hier een verhaal van maken, hoe maak ik iets moois en zinvols van deze ontmoeting, ook voor mezelf. Hoe kan ik hier een bijdrage leveren. Wat word er hier van mij gevraagd? Dat was een echt schrijversmoment. Het besluit om Emma op andere gedachten te brengen is in feite de drive van dit verhaal geworden. Er werd iets in werking gezet, waarvan de afloop nog onbekend was. Zo wil ik reizen en steeds intuïtief ontdekken in welk verhaal ik terecht ben gekomen. Vervolgens luisteren naar de inval of de drive die er dan voor zorgen moet dat er activiteit ontstaat, zodat er iets gaat gebeuren en zodat het verhaal richting krijgt. Het is eigenlijk een kwestie van de motor vinden , het sleuteltje, en starten. Zelf ben ik dan ook benieuwd hoe het zijn vorm krijgt en waar het over zal gaan.
overal wil ik thuis zijn
aanwezig
mensen meemaken
natuur
reizen met de trein
door bos en industrieterrein
door bergen en woestijn
me blijven ontwikkelen
schrijven