Herman Koch in gesprek met Kantlijnschrijvers

Op zondagmiddag 24 september maakte ik filmpje in de Openbare bibliotheek van Amsterdam. Daar ging Herman Koch in gesprek met schrijvers van Kantlijn.
 
Kantlijn is een schrijverscollectief van dakloze en ex-dakloze schrijvers uit Amsterdam.
 
Ik heb er vooral het gesprek over schrijven uitgehaald in combinatie met de voordrachten. Ik vond het zelf een zeer interessante middag. Zeker voor wie schrijft.

 

Pelgrimeren is een tweede leven

Een citaat uit een verhaal uit Pieter Kranenborg’s verse debuut Astronaut inspireerde mij tot het volgende stukje: (Ik heb zijn ‘reizen’ in pelgrimeren veranderd)

Eigenlijk is pelgrimeren een beetje als leven in het klein, alleen dan een leven waar je meer controle over hebt. Je gaat van herberg naar herberg, je loopt… en als Santiago niet je doel is, is de weg het wel, of soms is er nog helemaal geen weg omdat jij die nog aan het banen bent. Hoe dan ook de pelgrimsreis fuctioneert zo als een klein extra leven binnen het leven, waar je altijd weer uit kunt stappen zonder dat je meteen doodgaat. Om het later weer op te pakken. Wat ook veel gebeurt. Je kan in ieder geval zelf besluiten wanneer het pelgrimeren eindigt, en je tweede leven af-gelopen is.

pelgrimeren cruzdeferro

iemand moet er thuis zijn

thuis zijn
Naar aanleiding van mijn oproep tot reistips op de Koningsdagvrijmarkt, heb ik al veel tips nagetrokken. Veel heb ik vroeger ook wel gedaan. Werken als vrijwilliger in (al dan niet organische) gemeenschappen of bij mensen of instellingen, waar iets opgeknapt moet worden. Op de bonnefooi reizen deed ik ook. Door midden en zuid Amerika, ik deed een pelgrimstocht naar Santiago in Spanje, verbleef enige tijd op een kiboetz. Trok rond op campings, langs low budget hotels etc.

Ik keek daarbij altijd wat er op mijn pad kwam, maar had natuurlijk ook mijn eigen blikveld en was nogal toeschouwerig ingesteld… En ook geldt altijd ergens wel: waar je je aandacht op richt, dat ga je ook ontmoeten… En dit kun je dan weer voor een deel bewust zijn etc.

Afgelopen dagen heb ik behoorlijk geëxperimenteerd met mijn smartphone, die ik nu bijna een jaar heb, schat ik en waar ik ineens een heel stuk beter in thuis ben nu.

Ik wil nog steeds iets met video en schrijven doen. Daar ben ik mee bezig. Ik wil het zelfstandig kunnen doen, niet te afhankelijk van allerlei opdrachtgevers. Iemand moet het uiteindelijk doen, dat ben ik zelf 🙂

Ik heb net het boekje van Arnon Grunberg gelezen: ‘Thuis ben je’ allemaal format-achtige columns. Goed geschreven uiteraard, maar ja als je zo thuis bent als Grunberg : overal en nergens: ‘Waar de psychiatrie je met open armen ontvangt’, ‘waar er niet aan je bestaan getwijfeld wordt’, ‘waar je leven een puinhoop is’, ‘waar je personages als intieme vrienden zijn’, ‘waar je familie het bidden niet kunnen laten’, ‘waar je de meeste nederlagen hebt geleden’ etc. , dan ben je tegelijk overal thuis en nergens. 🙂

Zover wil ik zelf niet gaan, ik ben thuis in ‘mezelf’, daar waar ik me ook thuis voel, dat vind plaats overal en nergens, maar hangt niet samen met locaties en situaties, dat zijn externe factoren..

de naakte aap

de naakte aap

Ik vond 7 februari bij Boekenspot op Hoog Catharijne in Utrecht een boek waar ik al een tijdje naar zocht: De naakte aap van Desmond Morris. Een boekje uit 1967.

Ik heb het eerder uit dan ik verwachtte. Nu 12-2-2017 al. De schrijver van het boek, noemt de mens, naakte aap, omdat ie niet zoveel haren meer over heeft als de andere primaten. Hij beschrijft de mens zoölogisch. Wij eten, verzorgen, slapen, vechten, paren en voeden kinderen op, net als dieren ook doen. Hoe verschillen wij van hun en hoe lijken wij op elkaar? Hoe is dat ontstaan?

We zijn erg verwant aan de primaten maar hebben ons ook een beetje tot roofdieren ontwikkeld. Wij doden andere dieren en eten hun vlees. Hoewel het jagen voor ons levensonderhoud vervangen is door ‘werken’. Een goede jager staat wat hoger in de hiërarchie, een goede werker ook. etc. Zo schetst Desmond Morris wel een mooi beeld. Zo maakt hij ook duidelijk wat wij van dieren kunnen leren. Zij vechten er soms op los bijvoorbeeld, maar zij doden daarbij niet iemand van hun eigen soort normaal gesproken. Zij geven hun tegenstander de kans om weg te gaan of een nieuwe rol aan te nemen.

Wat ik ook interessant vond was de observatie dat wij langer jong blijven en daardoor vernieuwend en ‘fris’ ‘speels’ ‘nog niet volgroeid tot volwassenen’ blijven. Dit zou ook een van de redenen zijn waarom onze hersenen zo veel verder gegroeid zijn dan die van andere primaten. Een jonge chimpansee en een jong kind leren tekenen op dezelfde enerverende manier, een potlood kan lijntjes trekken, geometrische figuurtjes maken en een cirkeltje met twee puntjes erin lijkt een gezichtje…. Wauw! Maar dan staat de chimpansee wel ongeveer stil, terwijl het naakte apenkind nog aan een enorme ontwikkeling begint….

flits (gedicht)

Mijn inzending voor turing gedichtenwedstrijd 2016. Het kwam door de eerste ronde en strandde de tweede ronde. Het is de derde keer van de 4 keer dat ik meedeed dat ik door de eerste ronde kwam.

flits

ontwaakt ontwart het kluwens
paradijselijk gedachteagglomeraat
verslaat het ineenstorting

weggezogen uit onbekend goddelijke grond
woordhappend met bijna machteloze mond
herkent het taal die in mij nestelt

vrij en willig licht het op
uit kiertjes imploderend ravijn

smeedt het zich zegbaar
tot wat het mag zijn

flits

de val van Icarus

11 augustus vorig jaar publiceerde ik voor een wedstrijd van ‘Heel Nederland schrijft‘ een Icarus verhaal over Donald Trump. Niets mee gewonnen 😉 Maar gisteren 23-1-2017 Spreekt ook RTL-Nieuws over Donald Trump als Icarus. Naar aanleiding van een verhaal van hoogleraar journalistiek Jeroen Smit.
Daarom nu nog even mijn verhaal van een half jaar geleden hier op mijn eigen site.

De val van Icarus

Ik ben Donald Icarus Trump. Ik vluchtte met mijn vader van het eiland, waar wij gevangen zaten. Hij had me leren vliegen met vleugels van hout, was en veren, om te ontsnappen. ‘Dus je weet het,’ hoor ik hem nog zeggen: ‘niet te dicht bij de zon en niet te dicht bij het water komen.’ Hij keek vaak om tijdens onze vlucht, maar op een gegeven moment vertrouwde hij het wel. En toen zijn ogen me niet langer opzochten, werd mijn drang om te weten hoe dicht ik de zon kon naderen onverklaarbaar hevig. Helemaal bevangen ben ik hoger gaan vliegen, steeds hoger, ik verloor zowat mijn verstand.

Gelukkig kan ik inmiddels vertrouwen op mijn grote mond en mijn emotionele kracht, mij van nature gegeven. Ik ga Amerika weer groot maken. Mijn vleugels zijn krachtig. Ik heb ze stiekem met een elastisch hittebestendig plakspul bewerkt. Lees meer

Verbroken beloftes : geen traditonele roman

verbroken beloftesHet boek ‘verbroken beloftes’ heeft wel inspirerend gewerkt.

Jenny Offill heeft het in verbroken beloftes over beloftes t.o.v van jezelf, je partner en je kind.  Allerlei inkijkjes passeren de revue, het is een soort ‘filosofische’ roman opgebouwd uit fragmenten. Spreuken, wetenswaardigheden, situaties, dialoogjes, mijmeringen, filosofietjes en nog veel meer andere stukjes worden zo in elkaar geweven.

Is er een centraal conflict in het boek? Je zou het er misschien best in kunnen leggen na analyse, maar ik doe dat niet. Het boek gaat over een man, een vrouw en een kind.(zij worden niet bij naam genoemd) Zij verwerken ieder op hun manier verbroken beloftes. Man gaat vreemd, vrouw ook, vrouw loopt bij psych, weet niet wat te doen, allerlei plannen lopen ook door elkaar. Krijgt pillen van de dokter.
Ik blijf geboeid en moet herhaaldelijk lachen (veel humor en zelfspot)

Het perspectief is in het begin de ik-verteller, de vrouwelijke hoofdpersoon. Ruim halverwege gaat die soepel over in een onpersoonlijke vertel-instantie, die het heeft over de echtgenoot, de echtgenote en het kind. Gevoelsmatig blijft voor mij best nog wel het ik-perspectief op de achtergrond aanwezig. Waarschijnlijk wordt hiermee een periode van ‘ontpersoonlijking’ aangegeven. Op de laatste twee bladzijden keert het ik- perspectief terug. Het stel heeft deze crisis overleeft en het kind gaat het huis uit. ‘We kijken hoe ze kleiner wordt. Jonge mensen weten niet hoe dingen heten’, is de laatste zin.

Er is geen duidelijk conflict, er is geen ‘Held(in)’ die vele moeilijkheden overwint om uiteindelijk dat te bereiken wat hij/zij wilde. Er is geen duidelijke verhaalindeling. Allemaal zaken, die je in schrijfcursussen en wedstrijden tot in den treure voorgeschoteld krijgt. Het is wat mij betreft een heerlijk agglomeraat van fragmenten die tijdens het lezen in een geheel vallen. Het is een soort autobiografische roman. De hoofdpersoon is docent ‘creative writing’ , dat is Jenny Offill zelf ook

Tot slot nog even wat voorbeelden van de fragmenten:

Die avond kan de echtgenote haar handen niet stilhouden. Ze gaat het donkere veld in om weg te komen. Maar het dochtertje ziet het en komt haar achterna. ‘Mammie!’ roept ze. “Mammie!’ Waar ga je naartoe?’

Dus ze neemt de pillen, die de dokter haar geeft. Haar handen houden op met fladderen. Ze voelt minder drang om op straat te gaan liggen. Maar haar brein is nog steeds ontwricht. Op de parkeerplaats van een winkel twee stadjes verderop huilt ze als een clown met haar gezicht tegen het stuur.

De echtgenote heeft nu een kamertje, met uitzicht op de tuin. Ze maakt een aantekening voor zichzelf over het boek dat ze aan het schrijven is. ‘Teveel passages waarin wordt gehuild.’

De echtgenote en de echtgenoot fluisterruziën op de onverbloemde toegestane manier. Ze noemt hem lafaard. Hij noemt haar kreng. Maar ze zijn er nog steeds niet zo goed in. Soms onderbreekt de een de ander halverwege en biedt de ander een koekje aan of iets te drinken.

Dit boek inspireert mij enorm bij mijn eigen schrijven!